Ga naar de inhoud

Momentje eeuwigheid op kortste dag

kortste dag

Midwinter, maandag 21 december, hebben de erven van Elisabeth Johanna en Martha van Lessen gronden in Holwierde en Kommerzijl geschonken aan de Stichting Oude Groninger Kerken (SOGK).

Bij de overdracht op de kortste dag van het jaar kwam het zogenoemde beklemrecht ter tafel, een oud en typisch Gronings rechtsgebruik. Citaat uit de schenkingsakte: ‘Comparante verklaart met de onderhavige schenking een bijdrage te willen leveren aan behoud van de continuïteit van het Oude Groningse beklemrecht’.

Toen de Leidse student Jacob van Lennep in 1823 een voettocht door Nederland maakte, liet hij zich in Groningen op de hoogte stellen van dit voor hem onbekende fenomeen. Alle pogingen ten spijt noteerde de aankomend jurist mismoedig in zijn dagboek: “Talloze werken zijn er reeds over dit onderwerp geschreven, maar een mensenleeftijd is niet genoeg om hier de duisternis op te klaren, ik zal er me tenminste niet aan wagen”.

Vorm van erfpacht

Het beklemrecht is een vorm van erfpacht. Een van de belangrijkste kenmerken is dat de huurder van de grond eigenaar was van de bebouwing die daarop stond, bijvoorbeeld een huis of boerderij.

Om de huurder te beschermen, hij had immers flink geïnvesteerd in zijn onroerend goed, kon de grondeigenaar niet zo maar de huur opzeggen. Met zijn bezit ‘beklemde’ de huurder – daarom beklemde meier genoemd – feitelijk de grond.

De grondbezitter – de bloot eigenaar – ontving daarvoor jaarlijks een huursom. Een extra betaling kreeg hij als zich in de situatie van de meier iets wijzigde, bijvoorbeeld als die trouwde of als de beklemming vererfde.

‘Vast en altoosdurend’

Belangrijk gegeven is dat het huurcontract, de beklemming, ‘vast en altoosdurend’ werd uitgegeven: niet te veranderen en eeuwigdurend. Voor beide partijen was opzeggen bovendien erg nadelig.

Omdat de huursom vast was, steeg deze in de loop der eeuwen niet. De meeste gronden die onder beklemming werden verhuurd, waren tot de hervorming kloosterbezit. Ze werden in 1594 door de provincie Groningen geconfisqueerd en in de 17de en 18de eeuw in huur uitgegeven.

De destijds vastgestelde huurprijs bleef gelden, tot op de dag van vandaag. Het werd het fundament onder de opkomst van de Groninger herenboer in de 19de eeuw. De boeren waren in de praktijk grootgrondbezitter, zonder veel te betalen voor hun grond. Ze konden daarom volop investeren in de ontwikkeling van hun bedrijf.

Sinds 1992 is het beklemrecht niet langer apart beschreven in het Nieuw Burgerlijk Wetboek (NBW). Maar het NBW bepaalt wel dat oude rechten moeten worden gerespecteerd.

Midwinter

De meeste uitgegeven beklemmingen kennen een jaarlijkse termijn. De meier moet op de kortste dag van het jaar (Midwinter) aan zijn verplichtingen aan de blooteigenaar voldoen.

Het is dan ook toepasselijk dat juist op deze dag de Stichting Oude Groninger Kerken eigenaar van de gronden werd. De meiers betalen de stichting daarvoor jaarlijks een historisch prijsje, bijna zestien euro. Maar deze inkomstenbron zal – tenzij ze wordt afgekocht – nooit opdrogen: ze is ‘vast en altoosdurend’. Zo komt op de kortste dag een momentje eeuwigheid aan het licht.

Op de foto van links naar rechts Anneke Wegerif, die met haar broer Reinder de beklemde gronden aan de SOGK heeft geschonken, notaris Nielsen, Pim de Bruijne en Cor Kool, respectievelijk voorzitter en secretaris van de SOGK.