Asker Pelgrom is benoemd tot projectleider voor het Nationaal Centrum voor de Nederlandse Buitenplaatscultuur. Dit nog op te starten centrum gaat zich inspannen om kennis over kastelen, historische buitenplaatsen en landgoederen te bundelen en te delen. Pelgrom begint zijn werk in september 2024.
Het nieuwe centrum moet het draagvlak voor dit erfgoed vergroten en zo bijdragen aan instandhouding ervan. Standplaats is Huis Landfort te Megchelen in de Gelderse Achterhoek, pal aan de Duitse grens.
René Dessing, directeur van Erfgoed Landfort, tevens voorzitter van de stichting KBL en initiatiefnemer van het kenniscentrum ging met de zojuist aangestelde projectleider in gesprek.
Loopbaan
De in Nijmegen woonachtige Asker Pelgrom (48) groeide op in Neede en studeerde geschiedenis in Groningen en Italië. Hij was op vele vlakken werkzaam, onder meer bij een cultuurfilosofisch instituut en als conservator bij het B.C. Koekkoek-Huis in Kleve. Ook was hij docent cultuurgeschiedenis in Utrecht en gaf hij les aan de lerarenopleiding Geschiedenis.
De projectleider Nationaal Centrum voor de Nederlandse Buitenplaatscultuur was onder meer betrokken bij het opzetten van een masteropleiding erfgoededucatie en begeleidde stages bij musea. Verder werkte hij bij het Koninklijk Nederlands Instituut Rome, een interuniversitaire onderwijs- en onderzoeksinstelling, waar hij Hoofd Geschiedenis was. Inmiddels werkte de Nijmegenaar alweer enkele jaren voor de Rijksuniversiteit Groningen als senior beleidsadviseur internationalisering.
Enthousiast
Pelgrom zegt met enthousiasme aan de slag te gaan als projectleider Nationaal Centrum voor de Nederlandse Buitenplaatscultuur. “De functie brengt allerlei dingen bij elkaar die ik eerder heb gedaan en waar ik gelukkig van word. Ik koester grote liefde voor geschiedenis en op historische buitenplaatsen krijg je echt het gevoel dat je het verleden nog een beetje kunt aanraken. Als buitenmens heb ik bovendien veel belangstelling voor natuur. Dit soort plekken fascineert me daarom enorm”.
Breed publiek aanspreken
Pelgrom ziet het als zijn taak een brug te slaan naar het grote publiek en veel meer mensen te laten zien wat in Nederland op dit gebied allemaal te beleven is. “Die koppeling met het publiek spreekt mij enorm aan in deze functie. We willen ons straks op verschillende doelgroepen richten, zoals erfgoedliefhebbers, vrijwilligers op kastelen en historische buitenplaatsen, maar zeker ook op jongeren. Daarbij komt mijn ervaring met het onderwijs, zowel met middelbaar en hoger onderwijs als volwasseneneducatie, goed van pas. Daarnaast zoeken we de connectie met musea en wil ik kijken naar mogelijkheden voor digitalisering. Want ook op die manier kun je veel meer mensen bereiken”.
Niets vergelijkbaars
Volgens initiatiefnemer René Dessing is het op te starten Nationaal Centrum voor de Buitenplaatscultuur volstrekt nieuw in Nederland. “Er is niets vergelijkbaars. Op de historische buitenplaats Beeckestijn te Velsen-Driehuis is ooit iets geprobeerd met een centrum voor tuincultuur, maar dat werd geen succes”.
Eigenlijk is bij zijn weten nooit eerder zo stilgestaan bij de grote cultuurhistorische waarde van historische buitenplaatsen. Dessing: “Het draait om mensen, de natuur, kunsthistorie, architectuur, maar ook om de wisselwerking tussen stad en platteland, en mens en natuur. Hierbij komen allerlei aspecten van het buitenleven aan bod, maar ook van de mensen die erbij betrokken waren zoals de adel en haar personeel. Deze plekken komen voort uit de elitegeschiedenis, maar worden meer en meer gedeeld met de samenleving. Dat vergt nadenken over de wijze waarop je dat moet doen”.
Buitenplaatsen steeds belangrijker
Dessing herkent zich in Pelgroms historische gevoel op buitenplaatsen. “Je kunt er de geschiedenis het beste beleven. Het begrijpen van de monumentaliteit ervan wordt een belangrijke doelstelling voor het kenniscentrum. Van die grote waarde van historische buitenplaatsen willen we meer mensen deelgenoot maken”.
Volgens Dessing worden deze waardevolle plekken steeds meer bedreigd in hun voortbestaan, niet in de laatste plaats vanwege de enorme druk op het landelijk gebied. “In deze tijd van oprukkende bebouwing, van woonwijken en dozen langs de snelweg, van gejaagdheid, daarin winnen historische buitenplaatsen alleen maar aan waarde. Je vind er de rust en vertroosting van de landschappelijke schoonheid en samenhang. Dat wordt steeds belangrijker in ons drukke land”.
Niet alleen materieel erfgoed
Het Nationaal Centrum voor de Nederlandse Buitenplaatscultuur beperkt zich wat Dessing betreft niet tot materieel erfgoed alleen. “Het draait ook om de waarden en uitgangspunten van de mensen die deze idylles geschapen hebben. De vroegere elite ontspande zich op de vele buitenplaatsen met prachtige parken. Daar kwam zij tot rust en beleefde de natuur en de wisseling van de seizoenen. Die waarden zijn ook nu nog van betekenis. Om die te vertalen naar het heden, is een van de uitgangspunten van het centrum. Het gaat ook om het besef van een meer maatschappelijk gedeeld erfgoed dat bescherming en waardering verdient. Een plek voor alle Nederlanders. Eigenlijk willen we een nieuwe buitenplaatscultuur op gang brengen”.
Pelgrom sluit zich daar volmondig bij aan. “Een van de belangrijkste doelen van het nieuwe kenniscentrum is om dit monumentale erfgoed bij meer mensen op de radar te krijgen, binnen de grenzen die het aankan. En om eenieder er veel meer de waarde en betekenis van te laten inzien”.
Foto: Asker Pelgrom: “Op historische buitenplaatsen krijg je echt het gevoel dat je het verleden nog een beetje kunt aanraken”.
Beste René, je bent goed bezig!
Ik hoop een keer jouw kant uit te komen.