Ga naar de inhoud

Vier erfgoednominaties voor UNESCO-lijst

Vier erfgoednominaties voor UNESCO-lijst Een internationale expertgroep heeft minister Jet Bussemaker (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) en staatssecretaris Sharon Dijksma (Economische Zaken) aan de hand van de betreffende rapportages geadviseerd vier van de zeven ingediende Nederlandse erfgoederen te nomineren voor de Werelderfgoedlijst van UNESCO. 

Het betreft:

  • Koloniën van Weldadigheid in Veenhuizen, 2017 (transnationale, seriële nominatie, samen met België);
  • Nieuwe Hollandse Waterlinie, 2018 (als uitbreiding van de Stelling van Amsterdam);
  • Plantages van West Curaçao, 2019 (eventueel als uitbreiding van Willemstad);
  • Romeinse Limes. 2020 (uitbreiding van Frontiers of the Roman Empire; samen met Duitsland).

De genoemde jaren zijn de jaren van indiening. Dat is het jaar waarin een compleet nominatiedossier, inclusief een managementplan, in januari wordt aangeboden aan het Werelderfgoedcentrum te Parijs. In de zomer van het jaar daarop neemt het UNESCO Werelderfgoedcomité vervolgens een besluit over de voordracht.

Het belangrijkste criterium voor plaatsing op de Werelderfgoedlijst is de universele waarde ofwel de outstanding universal value van het erfgoed. De expertgroep heeft de zeven ingediende rapportages geëvalueerd en beoordeeld of de universele waarde op het ogenblik overtuigend kan worden aangetoond. Bij deze beoordeling zijn ook de uitgangspunten van het rijksbeleid met betrekking tot werelderfgoednominaties betrokken.

Voorlopige lijst
In 2010 presenteerde de Commissie Herziening Voorlopige Lijst Werelderfgoed haar advies over welk erfgoed het Koninkrijk der Nederlanden in de toekomst kan voordragen bij UNESCO voor een plaats op de Werelderfgoedlijst.

Op basis van dit advies heeft de regering de Voorlopige Lijst van Nederland vastgesteld en bij UNESCO ingediend. Van deze lijst is de Van Nellefabriek in Rotterdam in juni 2014 als eerste op de Werelderfgoedlijst geplaatst.

De overige kandidaten op de voorlopige lijst zijn:

  • Bonaire National Marine Park;
  • Koninklijk Eise Eisinga Planetarium in Lemmer;
  • Koloniën van Weldadigheid (samen met België);
  • Nieuwe Hollandse Waterlinie (uitbreiding van de Stelling van Amsterdam);
  • Plantagesysteem West Curaçao;
  • Romeinse Limes;
  • Saba;
  • Sanatorium Zonnestraal in Hilversum.

Nader onderzoek
Op grond van de rapportages is volgens de expertgroep voor Bonaire National Marine Park, het Koninklijk Eise Eisinga Planetarium en Sanatorium Zonnestraal meer informatie nodig om de universele waarde aan te tonen. Dat betekent, dat nog geen jaar van indiening kan worden geadviseerd.

De expertgroep vindt niettemin dat in de verslagen van de betreffende kandidaten voldoende argumenten aanwezig zijn waarmee de universele waarde uiteindelijk kan worden aangetoond. Reden waarom zij aanbeveelt, dat de drie hun onderzoek voortzetten om over twee jaar, in 2017, opnieuw te worden beoordeeld. Daarmee wordt deze kandidaten binnen afzienbare termijn perspectief geboden of een werelderfgoednominatie in de toekomst haalbaar is.

Saba heeft geen rapportage ingediend en is niet beoordeeld.

Foto: een van de gebouwen van de Koloniën van Weldadigheid in Veenhuizen.