Ga naar de inhoud

Droogschuur voor kloostermoppen bij kasteel Hernen

Marieke met mal kloostermop

Voor een kasteel zijn enorme hoeveelheden bakstenen nodig, vooral als de muren minstens twee meter dik zijn. Hoe kwam men in de Middeleeuwen, een tijd zonder fabrieken, aan zoveel bakstenen? Hoe werden die stenen in vroeger dagen trouwens gemaakt? Op Kasteel Hernen in de gemeente Wijchen in het Gelderse rivierengebied wordt gezocht naar antwoorden door het zelf te proberen.

Vaststaat, dat de productie van bakstenen in het verre verleden vlakbij de bouwplaats plaatsvond. In 2002 zijn in een veld bij het kasteel toevallig restanten van oude bakovens gevonden, zes in totaal. Zo kwam eigenaar Geldersch Landschap & Kasteelen (GLK) op het idee het proces van bakstenen maken uitgebreid te onderzoeken. Daartoe wordt bij de omgrachte burcht binnenkort een droogschuur voor kloostermoppen gebouwd.

Maasklei

“We hebben een plaats nodig om de stenen te laten drogen”, zegt Marieke Knuijt, GLK-projectleider voor de ontwikkeling van kasteel Hernen.

“Het gaat ons vooral om het oude proces. We werken met Maasklei. Die delven we nog niet zelf, maar halen we per kuub uit een steenfabriek. De klei moet je mengen, kneden en stampen. Mensen die dat willen, kunnen met hun blote voeten in de klei komen stampen. Daarna gaat de klei in houten mallen”.

Droogproces

Na het vormen van de stenen volgt het droogproces. De stenen worden op lange planken gelegd en gaan straks naar de nieuw te bouwen droogschuur.

“Het betreft een eenvoudig houten optrekje, een soort stelling met een dak erop”, weet Knuijt. “Gemiddeld is de droogtijd, afhankelijk van weersinvloeden, drie tot zes weken. Als de zon fel schijnt kunnen de stenen aan een kant te hard drogen en daardoor barsten. Dat willen we voorkomen door er rieten matten voor te zetten. Vroeger lag de productie in de winter stil. Al doende hopen we veel te weten te komen. Drie vrijwilligers hebben zich volledig in de wereld van de baksteen gestort. Zij zorgen voor publieksdemonstraties en zijn de enigen op Hernen die kloostermoppen maken”.

Misbaksels

Volgens Knuijt kan in het bakproces veel misgaan, juist ook door het grote formaat van de kloostermoppen.

“Uiteindelijk is ongeveer de helft van de stenen geschikt om mee te bouwen, de rest zijn misbaksels. Die gooien we niet weg, maar gebruiken we net als voorheen om muren mee op te vullen. Mochten de plannen om de donjon (woontoren – red.) te herbouwen werkelijkheid worden, dan worden de muren twee meter dik. De mooie stenen komen dan zichtbaar aan de buitenkant en de misbaksels aan de binnenkant”.

Voor het zover is moeten echter heel wat kloostermoppen worden gebakken. Een eigen bakoven zou daarbij nuttig zijn, aldus Marieke Knuijt.

Foto: GLK-projectleider Marieke Knuijt toont een mal voor de vervaardiging van kloostermoppen.