Ga naar de inhoud

Vergunning verbouwing Kasteel Gemert zorgvuldig

Het college van burgemeester en wethouders van Gemert-Bakel heeft in alle opzichten zorgvuldig gehandeld bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor de verbouwing van het monumentale Kasteel Gemert tot luxueus hotel plus bijbehorende appartementen.

Ook de landgoedeigenaar van het eeuwenoude kasteelcomplex, Bas van de Laar van projectontwikkelaar BL Huisvesting, heeft gedurende de hele procedure zorgvuldigheid betracht. Doordat bovendien altijd alles op open en heldere wijze is gecommuniceerd, valt de eigenaar van het toekomstige Hotel Kasteel Gemert Eindhoven Curio Collection by Hilton, dat begin 2025 zijn deuren opent, niets te verwijten.

Ziedaar het oordeel van de Raad van State, Nederlands hoogste bestuursrechter, in een zaak die was aangespannen door een inwoner van Gemert die hemelsbreed op zo’n 175 meter van het kasteel woont. De man voerde onder meer aan dat hij afgelopen jaren onvoldoende op de hoogte is gehouden van de ontwikkelingen in de planvorming voor de herontwikkeling van het kasteel en de wijzigingen daarin. De Afdeling Bestuursrecht van de Raad van State veegt dat argument van tafel. Ook op diverse andere gronden is hij in het ongelijk gesteld.

‘Dit sterkt ons vertrouwen’

Landgoedeigenaar Bas van Laar zegt in een reactie blij te zijn dat er nu duidelijkheid is. “Dat nu ook de hoogste bestuursrechter van oordeel is dat naar alle punten zorgvuldig is gekeken, sterkt ons in het vertrouwen dat het eindontwerp voor het toekomstige hotel ongeschonden de eindstreep haalt. Alle stakeholders in dit mooie project zijn enthousiast”.

De inwoner van Gemert was aanvankelijk naar de rechtbank Oost-Brabant gestapt om de omgevingsvergunning, die op 12 november 2020 door de gemeente Gemert-Bakel was verleend voor de verbouwing van het kasteel, aan te vechten. De man vreesde onder meer voor parkeer- en verkeersoverlast. Zo gaat hij er vanuit dat toekomstige bezoekers van Kasteel Gemert nabij zijn woning parkeren en daardoor voor overlast zullen zorgen.

De rechtbank verklaarde het ingestelde beroep op 23 februari 2021 niet-ontvankelijk. De bezwaarmaker zou geen direct belang hebben bij de zaak waardoor een inhoudelijk oordeel uitbleef. ’s Lands hoogste bestuursrechter, die zich tijdens een zitting op 10 januari over de zaak boog, heeft nu aan alle onduidelijkheid een einde gemaakt. De rechtbank heeft volgens de Raad van State een ‘juridisch-technische’ fout gemaakt door de zaak niet inhoudelijk te behandelen, maar vindt tevens dat de betrokken burger zijn bezwaren in hoger beroep voldoende heeft kunnen toelichten. Gelet op dat laatste verwijst de Raad van State de zaak niet terug naar de rechtbank.

Geen last van bouwverkeer

Ook op puur inhoudelijke gronden stelde de Raad van State de bezwaarmaker in het ongelijk. Zo heeft hij op geen enkele wijze aannemelijk kunnen maken dat hij last heeft, of nog zal krijgen, van het bouwverkeer.

Sterker: het college van B en W is er in de ruimtelijke onderbouwing van de vergunning vanuit gegaan dat het bouwverkeer niet langs zijn huis rijdt, en zelfs niet in Kerkstraat, waar zijn woning staat. Ter voorkoming van elk misverstand heeft de landgoedeigenaar bij het einde van de bouwbrug een extra verkeersbord geplaatst ter verduidelijking voor het bouwverkeer.

De bezwaarmaker betoogde verder dat de voorschriften van de omgevingsvergunning met betrekking tot parkeren niet uitvoerbaar zijn. De Afdeling Bestuursrecht veegt ook dit argument van tafel, omdat zowel de landgoedeigenaar en zijn adviseurs als de gemeente Gemert-Bakel hier zorgvuldig naar hebben gekeken. Volgens de Raad van State is er ook geen enkele aanleiding om te veronderstellen dat eventuele bussen die straks naar Gemert komen, voor parkeeroverlast zullen zorgen.

‘Procederen heeft geen enkele zin’

De Afdeling Bestuursrechtspraak ziet ook niet in waarom het project in financieel-economisch opzicht niet haalbaar zou zijn. Dat blijkt nergens uit de stukken. Bovendien is de financiering rond: vorige maand werd bekend dat de provincie Noord-Brabant bereid is Van de Laar een lening van 4,5 miljoen euro te verstrekken.

Gelet op de ‘relativiteitsvereiste’ laat de Raad van State zich in deze zaak niet uit over argumenten die het belang van de betrokken burger niet direct raken. Het gaat daarbij onder meer om normen op het gebied van natuurbescherming en landschappelijke en cultuurhistorische waarde. Van de Laar: “De Raad van State heeft hiermee klip en klaar duidelijk gemaakt dat het geen enkele zin heeft om op dit soort gronden naar de bestuursrechter te stappen. Procederen is ieders goed recht, maar in dit soort gevallen kansloos”.

 

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.